Fassung
bedaardheid, kalmte; zetting, invatting; inkleding, redactie, versie (v. e. tekst); zetting (v. e. edelsteen); montuur (v. bril); fitting; inhoud (v. ton enz.); seine Fassung verlieren, zijn kalmte verliezen; aus der Fassung bringen, van zijn stuk brengen; aus der Fassungkommen, van zijn stuk, van streek, de kluts kwijt raken.