Wat is de betekenis van Farizeër?

2025-07-25
Beknopt kerkelijk handwoordenboek

M.C. Nieuwbarn O.P. (1910)

Farizeër

„afgezonderde”, schijnvrome; gold met de schriftgeleerden als de wettige godsdienstleeraars; zij vormden die partij der Joodsche schriftgeleerden, welke ten tijde des Zaligmakers, het wezen der wet verachtten en de volmaaktheid zochten in uitwendige, vaak door hen zelven gemaakte bepalingen (Halachah); zij werden door den Zal. krachtig veroordeeld...

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Farizeër

FARIZEËR PHARIZEËR, m. (-s, of ...zeën), religieus-politieke partij onder de Israëlieten; (fig.) schijnheilige, huichelaar.

2025-07-25
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Farizeër

Farizeër, m. (-s, of ...eën), schijnheilige, huichelaar. *...ZEESCH, bn. als een farizeër.