Exposer
I. tentoonstellen, uitstallen; op een praalbed plaatsen, opbaren [dode]; blootleggen, ontvouwen, uiteenzetten; blootstellen, zetten, te vondeling leggen, in gevaar brengen, in de waagschaal stellen; belichten; II. s’exposer, zich (aan het gevaar) blootstellen.