Wat is de betekenis van Expliquer?

2025-07-24
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Expliquer

I. verklaren, uitleggen, duiden, uiteenzetten, toelichten, ophelderen, duidelijk maken; mondeling vertalen; II. s’expliquer, zich verklaren; zich verantwoorden; zich laten verklaren; je ne m'explique pas..., ik kan niet begrijpen...; s’expliquer avec qn., iem. zeggen waar ’t op staat, iem. opheldering geven (vragen).