Wat is de betekenis van Exercer?

2025-07-29
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Exercer

I. oefenen (à in), africhten (op), drillen; op de proef stellen [geduld], aan de dag leggen [waakzaamheid], begaan [wreedheid]; be-, uitoefenen, bekleden, waarnemen, drijven [zaak]; II. praktizeren; III. s’exercer, zich oefenen (à in).