Wat is de betekenis van Escucha?

2025-07-28
Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

Escucha

f. (het) (aan)horen, (toe)luisteren, beluisteren; estar a la escucha, luistervinken; luisterpost.

Gerelateerde zoekopdrachten