Epistel
(<Lat.) o. en (Zuidn.) m. (-s). 1. brief, hoofdz. in scherts, en iron. gebruik; — (veroud.) zendbrief der Apostelen. 2. (R.-K.) deel der H. Mis dat aan het Evangelie voorafgaat en bestaat in een liturgische lezing uit de Epistelen der Apostelen of ook wel uit een ander gedeelte der Schrift getrokken; 3. (Zuidn.) strafpredikatie.