Wat is de betekenis van Envoyer?

2025-07-25
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Envoyer

zenden, af-, toe-, uit-, op-, in-, ver-, wegzenden; gooien, toewerpen [kus], lossen [schot], geven [vuistslag], aftrappen, uitslaan [de bal]; envoyer chercher, laten halen; ne pas l’envoyer dire, het op de man afzeggen.

Gerelateerde zoekopdrachten