Wat is de betekenis van Empiricus?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Empiricus

(Lat.), m. (...ci), man der ervaring, die zijn kennis alleen aan de ondervinding ontleent.

2025-07-25
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Empiricus

[Lat., van Gr. empeirikos] wie zijn kennis alleen aan de ervaring ontleent.

2025-07-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Empiricus

persoon die zijn kennis alleen aan ondervinding ontleent

2025-07-25
Vreemde woorden in de natuurkunde en namen der chemische elementen

Prof. Dr. P.H. van Laer (1949)

Empiricus

(Lat.; plur. empirici; = Gr. empeirikós = iemand die door ervaring op de hoogte is). Iemand die alleen op de ervaring en ondervinding afgaat; ook wel gebruikt in tegenstelling tot → theoreticus.

2025-07-25
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

empiricus

(Lat.) empirist, m. ervaringsman, inz. geneeskundige, die zijn kennis alleen proefondervindelijk verkregen heeft.

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

empiricus

m. empirici (Lat. [Gr. empeiros = ervaren]: iem., die zijn kennis alleen door ervaring heeft gekregen en op de ondervinding afgaat; ervaringsman), (em = em).

2025-07-25
Latijns-Nederlandsch Lexicon

Stephanus Axters (1937)

EMPIRICUS

Proefondervindelijk.

2025-07-25
Vreemde woordenboek

S. van Praag (1937)

empiricus

m. hij, die zijn kennis proefondervinderlijk verkrijgt empirische wetenschappen, wetenschappen die berusten op ervaring.

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

empiricus

m. (...ci) (spr. si) man die alleen op de ervaring afgaat.