Embrasser
omhelzen, omarmen; kussen, zoenen; omvatten, omklemmen, omstrengelen; fig. kiezen [beroep], zich wijden aan, op zich nemen [iemands verdediging], tot de zijne maken [mening], aangrijpen [gelegenheid]; bevatten, in houden; overzien [vlakte]; qui trop embrasse mai étreint, men moet niet te veel hooi op zijn vork nemen.