Eloel
zesde maand van het joodse jaar
Wiktionary (2019)
eloel - Zelfstandignaamwoord 1. (Jiddisch-Hebreeuws) zesde maand van het joodse jaar, in augustus-september (Neh. 6:15); twaalfde maand bij telling vanaf Rosj Hasjana Woordherkomst Herkomst: Hebreeuws Verwante begrippen Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie): elul
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
Eloel - Naam v. d. 6de maand in het Israëlie-tische kerkelijk jaar (Aug. — Sept.), dat met Nisan (Maart—April) begint. De naam E. komt van een Assyr. woord (eloeloe), dat „oogst” beteekent. Zie MAANDNAMEN.
W. de Grebber (1844)
ELOEL is de zesde maand van het burgerlijk en de elfde van het kerkelijk jaar der Hebreeuwen. Zie verder ALMANAK.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: