Elevator
(nieuw-Lat.), m. (-s), 1. losinrichting voor steenkolen, ertsen, zand, meel, erwten, graan, hetzij op de wijze van een emmerbaggermolen of paternosterwerk of als een zuigtoestel, graanzuiger, zandzuiger; 2. (in Amerika) graansilo; 3. elevatorium; 4. onderdeel van een regelzetmachine.