Wat is de betekenis van eigentijds?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Eigentijds

bn., (neol.) van, behorende tot de eigen tijd, contemporain.

2025-07-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

eigentijds

eigentijds - Bijvoeglijk naamwoord 1. behorend tot de periode waarin iets speelt, contemporain 2. behorend tot het heden Henk Bezemer was een eigentijdse uitvoering van captain Joshua Slocum, de Amerikaan die als eerste in een zelfgebouwd zeiljacht, de Spray, tussen 1895 en 1898 alleen de wereld rond...

2025-07-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

eigentijds

eigentijds - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ei-gen-tijds 1. van deze tijd ♢ dat is een eigentijds verschijnsel Bijvoeglijk naamwoord: ei-gen-tijds ... is eigentijdser dan ... het eigen...

2025-07-25
Signalement van nieuwe woorden

Riemer Reinsma (1975)

eigentijds

Nieuwerwets, modern. 'Wat schrijft u?' vroeg de tsjik. 'Gediggies, weet je wel.' 'Tjeem. Wat voor soort gedichtjes?' 'lnformaatsie, weet je wel. Zonder emootsie.' 'Gossiepietje.' 'Ik noteer gewoon koel de eigentijdse sien.' CAMPERT 1968, 51

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

eigentijds

('eigən) bn. en bw. van, betreffende deze, onze eigen tijd : de -e letterkunde, kunst, muziek, byn. contemporain.

2025-07-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Eigentijds

bn. (neologisme) van, behorende tot de eigen tijd, contemporain.

2025-07-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)