Wat is de betekenis van eigenste?

2025-07-22
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Eigenste

bn., het-, dezelfde; zie EIGEN, I. 5.

2025-07-22
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

eigenste

eigenste - Bijvoeglijk naamwoord 1. verbogen vorm van de overtreffende trap van eigen

2025-07-22
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

eigenste

in ons eigenste melkwegstelsel; op dit eigenste moment (nu, op dit moment)

2025-07-22
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

eigenste

De superl. van eigen; thans vooral in de spreekt, steeds in verb. met een bep. lidw. of aanw. vnw.: zelfde. Later vernamen we dat onder het gejuich: „Hannover! Hannover!” het handgemeen was begonnen. Ik besefte dat op dit eigenste moment het afschuwelijkste gebeurde en, al kon ik er niets van zien, toch keerde ik mij ontdaan van...

2025-07-22
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

eigenste

bn. (dezelfde): het was de eigenste vrouw; op het eigenste ogenblik; zie eigen.

2025-07-22
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Eigenste

bn., (in volkstaal de ov. tr. van eigen) het eigenste, dezelfde: dat is de eigenste man; (gew.) op de eigenste dag, op de dag zelf.

2025-07-22
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Eigenste

EIGENSTE, bn. de eigenste, dezelfde. Zie EIGEN.

2025-07-22
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-22
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten