Wat is de betekenis van eigenbouwtje?

2025-07-22
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

eigenbouwtje

(1949) (inf.) iets dat zelf in elkaar geknutseld is, bijv. een fiets of auto. • Zuster Aalders drijft er met oude Japanse medicamenten een hospitaal, maar een ijskast ontbreekt, terwijl er op die ene dag stomen afstand, te Sorrong bijna iedereen een ijskast heeft. Controleur Galis en dokter Hissink werken eveneens onder gebrekkige omstandighed...

Gerelateerde zoekopdrachten