Wat is de betekenis van eierdooier?

m. (-s), het gele, het binnenste van een vogel-, inz. kippenei.

(1984) (Vlaanderen, inf.) kaal hoofd. Syn.: biljartbal*, dakvenster*. • (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984)

eierdooier - Zelfstandignaamwoord 1. (voeding) het gele, binnenste van een ei Woordherkomst samenstelling van ei en dooier met het invoegsel -er- Synoniemen eidooier

eierdooier - zelfstandig naamwoord uitspraak: ei-er-dooi-er 1. het gele binnenste van een vogelei ♢ voor dit recept moet je het eiwit van de eierdooier scheiden Zelfstandig naamwoord: ei-er-dooi-er de eierdooier...

eierdooier - Gele, bolvormige massa van opgeslagen voedsel; vormt het binnenste deel van het ei van een vogel of reptiel en wordt omringd door het eiwit.

z. Dooier.

s., aei(s)djerre, -djirre, (it) giel, read fan ’t aei.

EIERDOOIER, m. (-s), het gele in het ei, het binnenste van het ei; ...DOOP, v. (w. g.) eiersaus; ...DOP, m. (-pen), schaal waarin het ei besloten is; ...DOPJE, o. (-s), porseleinen bakje waarin een gekookt ei gezet kan worden; ...ETEN, o. dat is het {rechte) eiereten niet, dat is de zaak niet, waar het in de eerste plaats op aankomt, om gaat; ....

...