Effectief
(<Fr.), I. bn. bw., 1. werkelijk, wezenlijk : effectieve dienst; — in de effectieve graad overgaan, niet langer titulair zijn; — effectieve handel, waarbij werkelijk geleverd wordt (tgov. termijnhandel); — effectief vermogen, de nuttige arbeid die een werktuig leveren kan; 2. bw., (volkst.) &rsq...