Wat is de betekenis van eerstkomend?

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Eerstkomend

bn., die het eerst komt; inz. van data, aanstaand, ophanden zijnde: de tweede Januari eerstkomende (e.k.).

2025-07-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

eerstkomend

eerstkomend - Bijvoeglijk naamwoord 1. de volgende gevolgd door een beschrijving van een periode of gebeurtenis Een opmerkelijk voorval kan enig licht werpen op deze vraag. Het betreft een eindexamenkandidaat uit 6 VWO die teveel haar eigen gang mocht gaan. Voor een examen ‘luistertoets Frans’ heeft zij een...

2025-07-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

eerstkomend

bn. (1 het eerst komend; 2 aanstaand): 1. de eerstkomende bezoeker; 2. de eerstkomende week; op Woensdag e.k., eerstvolgende.

2025-07-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

eerstkomend

(e:rst'ko:mənt) bn. 1. het eerst komend. 2. in de naaste toekomst komend : -e week. Syn. → aanstaande.

2025-07-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Eerstkomend

bn., die het eerst komt; m.n. van data, aanstaand, ophanden zijnde: de tweede januari eerstkomende.

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Eerstkomend

EERSTKOMEND, bn. die het eerst komt; — aanstaand, ophanden (zijnde): den tweeden Januari eerstkomende (e. k.)

2025-07-23
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Eerstkomend

zie Aanstaand.

2025-07-23
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-23
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)