Eeren
EEREN, (eerde, heeft geëerd), achting, hulde, eer bewijzen, eerbied bewijzen iem. eeren; eert uw vader en uwe moeder; — vereeren, hoogschatten: dat eer ik in hem; — (spr.) waar men mede verkeert, wordt men mede geëerd, men wordt vaak beoordeeld naar hen met wie men omgaat.