Wat is de betekenis van Eeren?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Eeren

EEREN, (eerde, heeft geëerd), achting, hulde, eer bewijzen, eerbied bewijzen iem. eeren; eert uw vader en uwe moeder; — vereeren, hoogschatten: dat eer ik in hem; — (spr.) waar men mede verkeert, wordt men mede geëerd, men wordt vaak beoordeeld naar hen met wie men omgaat.

2025-07-28
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Eeren

Eeren, bw. gel. (ik eerde, heb geëerd), achting -, eerbewijzen, vereeren, hoogschatten; waar men mede verkeert, wordt men mede geëerd.

2025-07-28
Etymologicum 1573

Cornelis Kiliaan (1573)

Eeren

Honorare, honestare, honorem tribuere: venerari, vereri, obseruare, suspicere, colere: decorare, honore afficere, honorem exhibere, deferre: decorare honore.