Wat is de betekenis van eega?

2025-07-28
AI woordenboek

ChatGPT (2023)

eega

eega is een term die wordt gebruikt in het Telugu, een Dravidische taal die wordt gesproken in de deelstaat Andhra Pradesh in India. Het betekent letterlijk "mannelijke reus" of "mannelijk wezen". De term wordt vaak gebruikt om te verwijzen naar een man die sterk en machtig is, of om te verwijzen naar een man die op een bepaalde...

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

eega

eega - Zelfstandignaamwoord 1. (formeel) een echtgenoot of echtgenote Ze besloot niet meer bij haar eega te blijven.

2025-07-28
Gezegden

Riemer Reinsma (1998)

Eega

Is een eega altijd een vrouw? Een eega kan zowel een man als een vrouw zijn. Dus: Wim Kan trad op met zijn eega. • Corry Vonk trad op met haar eega. • Sommigen gebruiken ega voor ‘echtgenoot’ en eega voor ‘echtgenote’, maar dat is niet juist. Eega is opgebouwd uit het Middelnederlandse ee (‘wet, huwelijk’) en gade (‘één van een paar, echtgenoot,...

2025-07-28
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Eega

(eegade) echtgenoot, echtgenote

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

eega

('e:ga) m. en v. (-’s, eegaas) → eegade.

2025-07-28
Levende taal verklarend woordenboek

T. Pluim (1921)

Eega

echtgenoote. ’t Eerste lid ee is een verouderd woord voor wet en ook voor een (wettig gesloten) huwelijk (Hoogd. Ehe); eega wil dus zeggen: huwelijksgenoot. Bredero zegt o.a.: „Geloof, lief, dat ik u verzoek ter eeren en ter ee (= huwelijk).” Ga of gade bet. samen, vgl. vergaderen.

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Eega

v. (’s), echtgenote.

2025-07-28
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

eega

eega zn. 'echtgeno(o)t(e)' categorie: geleed woord Vnnl. ee-gaede 'id.' [1588; Kil.], Eega'en (mv.) [1620; WNT wel V], als de ware bruyd of ee-gade [1624; WNT]. Oude samenstelling van ee 'wet' (zie echt 1, eeuw...

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Eega

EEGA, (eegaas), EEGADE, (-n), m. en v. echtgenoot, echtgenoote.