Dwang
m., g. mv., machtsuitoefening waardoor men iem. tot iets noodzaakt of waardoor men genoodzaakt wordt: voor dwang bukken; dwang op iem. oefenen, uitoefenen; nog hield het schriklijk pleit van dwang en vrijheid aan (Tollens); (zegsw.) moeten is dwang en schreien is kindergezang, gezegd tegen iem. die ongerechtigd een ander...