Wat is de betekenis van Duorijder?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Duorijder

m. (-s), rijder op de DUOZITTING, v. (-en), tweede zitplaats op een (motor)rijwiel.

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

duorijder

('du:o) m. (—s) duozitter.

2025-07-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten