Wat is de betekenis van duivelshaar?

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Duivelshaar

o., (Zuidn.) 1. dons van jonge vogels; 2. het eerste baardhaar.

2025-07-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

duivelshaar

(1926) (Vlaanderen, sch.) eerste baardhaar. • ‘Wie, wie?’ roept de oude driftig. ‘Gij moet,’ spreekt de zoon koel voort, ‘gij moet vele van die papieren, die daar liggen te stikken, verbranden, oudje! Foei, dat duivelshaar lessen van doorzicht moet geven aan de oude slagpennen van eenen klamper - zóó...

2025-07-26
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

duivelshaar

(het) dons van jonge vogels, nesthaar, eerste baardhaar.

2025-07-26
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Duivelshaar

(Z.-Ned.), (1) dons van jonge vogels; (2) eerste baardhaar.

2025-07-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

duivelshaar

o. (Z.-N. dons van jonge vogels; Z.-N. scherts, het eerste baardhaar).

2025-07-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

duivelshaar

o. 1. dons- of nesthaar: van jonge vogels. 2. Uitbr. melkbaard of vlasbaard of vlashaartjes.

2025-07-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Duivelshaar

o., (gew.) dons, nesthaar; (oneig.) melkbaard, vlasbaard.

Gerelateerde zoekopdrachten