Duitser
m. (-s), inboorling van Duitsland.
Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)
iemand uit Duitsland. iemand met de Duitse nationaliteit; iemand die behoort tot het Duitse volk; iemand die afkomstig is uit Duitsland; inwoner van Duitsland. In het meervoud in toepassing op het volk en, meestal in het meervoud, ook in toepassing op vertegenwoordigers van een nationale sportploeg of andere groep. Voorbeelden:...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
Duitser - Zelfstandignaamwoord 1. (demoniem) een inwoner van Duitsland ♢ Hij maakte op dat feest kennis met een Duitser. Duitser - Bijvoeglijk naamwoord 1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van Duits
Jozef Verschueren (1930)
('duitsər) m. (-s) [Dietser (< diets, volk) hij die tot het eigen volk behoort, in tegenstelling (eertijds) met de onderdanen van het Romeinse Rijk] bewoner, man afkomstig van Duitsland. Enc. De Duitser is ernstig, werkzaam en volhardend. Hij heeft een aangeboren zin voor orde, organizatie. tucht, en grote eerbied voor al wat militair is. M...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: