Dufheid
DUFFIGHEID, v., onfrisse reuk, veroorzaakt door vochtigheid of schimmel; mufheid (van brood enz.); — (fig.) saaiheid, dorheid.
Van Dale Uitgevers (1950)
DUFFIGHEID, v., onfrisse reuk, veroorzaakt door vochtigheid of schimmel; mufheid (van brood enz.); — (fig.) saaiheid, dorheid.
Wiktionary (2019)
dufheid - Zelfstandignaamwoord 1. een gevoel waarbij men zich futloos of uitgedoofd voelt ♢ Die vrouw heeft last van dufheid omdat ze weinig slaapt. Woordherkomst afgeleid van duf met het achtervoegsel -heid
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
J.H. van Dale (1898)
DUFHEID, DUFFIGHEID, v. onfrissche reuk, veroorzaakt door vochtigheid of schimmel; mufheid (van brood enz.); — (fig.) slechte staat.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: