Wat is de betekenis van druip?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Druip

m., (w. g.) het druipen.

2025-07-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

druip

druip - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van druipen ♢ Ik druip 2. gebiedende wijs van druipen druip! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van druipen druip je?

2025-07-29
Papiaments woordenboek

Papiaments woordenboek

druip

sjezen, stralen (zakken v.e. examen), zakken (b.e. examen)

2025-07-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

druip

gedruip, drup; papnat wees; sak (in eksamen); druipeling.

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Druip

DRUIP, m. (w. g.) het druipen.