Drücken
drukken; persen, duwen; kreuken; knellen; omlaagbrengen; einen Rekord drücken, een record verbeteren; die Schulbänke drücken, op de schoolbanken zitten; jeder weiß, wo ihn der Schuh drückt, iedereen weet, waar hem de schoen wringt; sich drücken, schuiven langs; uitknijpen, achteruitkrabbelen; zich onttrekken aan; sich...