Wat is de betekenis van Drom?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Drom

I. m. (-men), menigte van min of meer opeengedrongen, inz. rond een middelpunt geschaarde personen (zelden van dieren of zaken), troep, hoop: ik kon niet door de dichte drom heenbreken; in dichte drommen komen opzetten; — schaar gewapenden: de vijandelijke drommen, gelederen. II.m., Dreum.

2025-07-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

drom

drom - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van drommen ♢ Ik drom 2. gebiedende wijs van drommen drom! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van drommen drom je? drom -...

2025-07-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

drom

drom - zelfstandig naamwoord 1. groot aantal mensen bij elkaar ♢ er stonden drommen mensen voor de ingang Zelfstandig naamwoord: drom de drom de drommen Synoniemen horde, massa, menigte, schar...

2025-07-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

drom

trop, digte menigte; konka; gedrom, saamdrom.

2025-07-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

drom

I. m. (-men) zich verdringende menigte: in dichte -men; in -men komen aanstormen. II. m. (-men) [~ darm] gedeelte van de ketting van een weefsel dat, nadat dit is afgeweven, aan de schaften blijft zitten: men verbindt de draden van de nieuwe ketting aan de -.

2025-07-29
Woorden en uitdrukkingen verklaard

Dr. C.H. PH. Meijer (1919)

Drom

dichte menigte, ook troep gewapenden, van denzelfden stam als drommen, dringen; ags. drym, menigte, macht.

2025-07-29
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

drom

drom zn. 'menigte' categorie: waarschijnlijk erfwoord Vnnl. drom, ghedrom 'druk' [1599; Kil.], drom 'menigte' [1642; WNT]. Daarnaast staat mnl. droom 'gewoel', dat echter maar een keer voorkomt: in dezen drome 'in dit aards gewoel' [ca. 1450; MNW]. Mogelijk verwant met ...

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Drom

DROM, m. (-men), menigte, opeengedrongen hoop ik kon niet door den dichten drom heenbreken; in dichte drommen komen opzetten; — de vijandelijke drommen, gelederen; — (gew.) inslag.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-29
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Drom

Drom, m. (-men), menigte, opeengedrongen hoop; de vijandelijke -men, gelederen. *-EDARIS, m. (-sen), soort kameel; (fig.) zware kerel. *-GAREN, o. (wev.) inslag, rijggaren. *-MEL, m. gmv. duivel, de booze; dat is de -! de zwarigheid; voor den -! de -! duivelsch! *-MELSCH, bn. en bijw. die -e vent; -! duivelsch.