Wat is de betekenis van drom, drum?

2025-07-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

drom, drum

I. m. (wev. het niet meer te verwerken uiteinde van het kettinggaren; eind der draden van een weefsel); II. m. drommen ([samengedrongen] dichte menigte, hoop): in drommen.