droeftoeter
1) (1992) (inf.) beklagenswaardig, sneu figuur, pechvogel, depressief persoon, sukkel. Bij Maarten ’t Hart (zie citaat 1998) heeft het de betekenis van grafdelver of iemand die werkzaam is op het kerkhof. Volgens Elsevier (09/02/2013) is het woord ontstaan in studentenkringen. Sommigen schreven het evenwel toe aan de schrijver Martin Bril...