Drel
v. (-len), (gew.) lap, leur, vod; — gemeen vrouwmens, ook del geheten.
W. J. S. Poerwadarminta en dr. A. Teeuw (1950)
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Marc De Coster (2020-2025)
(1896) (inf.) gemene, vunzige vrouw. Een wisselvorm is 'trel'. • Hannes hef zich lélek versméten an diee meid, dat drel. (W. Draaijer: Woordenboekje van het Deventersch Dialect. 1896) • De Polaks hadden nu al overal verteld, dat Bertus weggestuurd was, omdat hij een drelletje van het tooneel zonder een cent wo...
Dr. J. Bergsma (1906)
al te veel gedraaid (van touw). stropje van gedraaid paardehaar in lijsterstrikken: (N. Dr.) stroppendrel. Ook vlug.
J.H. van Dale (1898)
DREL, v. (-len), (gew.) lap, leur, vod; — (fig) gemeen vrouwmensch, ook del geheeten; — (Z. A.) m. fielt, schurk.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: