Drank
m. (-en), 1. drinkbaar vocht, al wat men drinkt: spijs en drank; water is de beste drank; bier is mijn dagelijkse drank; — sterke, geestrijke (Zuidn. korte) drank, met veel alcohol, als jenever, brandewijn; 2. zonder nadere bep. voor sterkedrank: drank gebruiken; aan de drank zijn, aan de sterk...