dopsteker
(19e eeuw) (Zuid-Afrika) dronkaard. • dopsteker dronkaard. (Utrechtsch provinciaal en stedelijk dagblad, 26/08/1891) • Dopsteker, (transv.), dronkaard. Hij steek een goeie dop = bedrinkt zich. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)