dooremmeren
(1969) (inf.) zonder ophouden over iets praten; doordrammen. Kijk ook onder emmeren*. • Afijn, ik blijf nog een tijdje dooremmeren, maar er komt niks verstandigs meer uit die snuiter en ik maak aanstalten om op te stappen. (Hendrik Soek: Uw zoon stierf lachend: relaas over een man en zijn vaderland. 1971) • En zo jongensachtig m...