Doordansen
(danste door, heeft en is doorgedanst), voortgaan met dansen : zij hebben de hele nacht doorgedanst; 2. dansend doorbrengen : doorgedanste nachten; 3. dansend een ruimte doorlopen: zij zijn de zaal door gedanst; 4. al dansende stukmaken of verslijten: ik heb de zolen mijner schoenen doorgedanst.