Wat is de betekenis van Dobberen?

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Dobberen

(dobberde, heeft gedobberd), drijvende zachtjes op en neder gaan (in het water); bij uitbr. van personen op een schip : hij dobbert al op de baren; — spelevaren; — fig. : tussen vrees en hoop dobberen, nu vrezen, dan hopen; — van koersen: op en neer gaan, niet vast zijn; — (Zuidn.) weifelen, aarzelen; — ...

2025-07-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

dobberen

(1906) (Barg.) vechten. • (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • Hij zou óp hem kunnen springen om te dobberen, tot die gooser weer voor een week rantsoen had. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 3: Manus Peet. 1922) • Wie bij het gokken alles verloren heeft, is rut. Soms zet zoon jongen op een grie...

2025-07-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

dobberen

dobberen - Werkwoord 1. (inerg) stuurloos op de golven op en neer bewegen Hij heeft enige uren gedobberd voor er hulp kwam. 2. ergatief stuurloos op de golven bewegend ergens geraken Hij was na verloop van tijd naar de kant gedobberd.

2025-07-27
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

dobberen

vechten In 1906 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Boeventaal van Köster Henke. Köster Henke geeft als voorbeeldzin: ‘Ze waren aan het dobberen, omdat Jaap aan Lukas zijn prames niet gegeven had’ (‘... zijn aandeel niet gegeven had’). • Hij zou óp hem kunnen springen om te dobberen, tot die gooser weer voor een week...

2025-07-27
Jargon & Slang van Beursspeculanten

Marc De Coster (2017)

Dobberen

Dobberen - gezegd van koersen die niet vast zijn, die onderhevig zijn aan schommelingen.

2025-07-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

dobberen

dobberen - regelmatig werkwoord uitspraak: dob-be-ren 1. terwijl je drijft, zachtjes op en neergaan ♢ Alex dobberde op zijn luchtbed in het zwembad Regelmatig werkwoord: dob-be-ren ik dobber ...

2025-07-27
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Dobberen

(Barg.) vechten

2025-07-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Dobberen

v., dobberje, hobbelje.

Wil je toegang tot alle 19 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-27
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

dobberen

vechten. Ze waren aan 't dobberen, omdat Jaap aan Lukas zijn prames niet gegeven had. Zie: doppen.