Wat is de betekenis van Diriger?

2025-07-23
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Diriger

I. besturen, beheren, leiden, aanvoeren; dirigeren; richten, sturen; diriger la conscience, de geestelijke leidsman zijn; diriger sur, zenden naar, overbrengen naar; économie dirigée, planhuishouding, geleide economie; II. se diriger vers, zich richten, zich begeven naar, aansturen, aanhouden op.