Wat is de betekenis van Dijer?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Dijer

m. (-s), (volkst.) alleen in de uitdr. spijers zijn dijers (of gedijers), zuigelingen die veel spuwen, groeien ’t best.

2025-07-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

dijer

(19e eeuw) (Zaanstreek) gelukje. • Dijer. 't Zal een heele - wezen: 't zal een gelukje zijn, als 't goed afloopt. (Lijst van Zaansche woorden. In: Noord en Zuid. Jaargang 3. 1880)

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Dijer

DIJER, m. (-s), volkstaal, (alleen in de uitdr.) spijers zijn dijers (of gedijers), zuigelingen die veel spuwen, groeien ’t best. DIJING, v. (-en), zwelling.