Dijer
m. (-s), (volkst.) alleen in de uitdr. spijers zijn dijers (of gedijers), zuigelingen die veel spuwen, groeien ’t best.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-s), (volkst.) alleen in de uitdr. spijers zijn dijers (of gedijers), zuigelingen die veel spuwen, groeien ’t best.
Marc De Coster (2020-2025)
(19e eeuw) (Zaanstreek) gelukje. • Dijer. 't Zal een heele - wezen: 't zal een gelukje zijn, als 't goed afloopt. (Lijst van Zaansche woorden. In: Noord en Zuid. Jaargang 3. 1880)
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
J.H. van Dale (1898)
DIJER, m. (-s), volkstaal, (alleen in de uitdr.) spijers zijn dijers (of gedijers), zuigelingen die veel spuwen, groeien ’t best. DIJING, v. (-en), zwelling.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: