Die geene kan heeft, moet de leer gebruiken (of: Zet de kan van je en de leer an je).
[Dat wil zeggen: behelp u niet, met te zeggen, te denken of ernaar te handelen, dat ge eene zaak niet kunt verrigten; maar beijver u veeleer, om het u ontbrekende magtig te worden door ijverig te leeren. Het eerste is door eene kan, het tweede door eene leer of ladder voorgesteld. Het geheele spreekwoord is dus woordspeling].