Wat is de betekenis van dibberen?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Dibberen

(dibberde, heeft gedibberd), (dievent.) praten.

2025-07-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

dibberen

(1845) (Barg.) praten. Variant.: dabberen*. • (Algemene konst- en letterbode. 1845) • (Isidoor Teirlinck: Woordenboek van Bargoensch. 1886) • (H. de Seyn-Verhougstraete: Het Bargoensch van Roeselare: Ein bijvoegsel aan Is. Teirlinck's Woordenbook van Bargoensch. 1886) • Oost-Fri. dibberen beduidt druk praten. (G.J...

2025-07-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

dibberen

dibberen - Werkwoord 1. (Jiddisch-Hebreeuws) spreken Woordherkomst Herkomst: Bargoens Verwante begrippen bedibberen

2025-07-24
Woordenboekje Nederlandse Jiddisch

H. Beem (1975)

Dibberen

zie medibberen; alleen Bargoens niet Jiddisch.

2025-07-24
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Dibberen

(Barg.) praten, spreken

2025-07-24
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

dibberen

spreken; gesproken. Loume dibberen, niet spreken (= lou medibberen).

2025-07-24
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

dibberen

dibberen, - (argot) praten, spreken.

Gerelateerde zoekopdrachten