Dēvolvo
volvi, vŏlūtum (3) 1. eig., naar beneden -, neer-, af-, wegwentelen, -rollen; pass. devolvi, mediaal, naar beneden -, neerrollen, -storten (van mensen dieren en water, Curt., Liv.; van de donder, Phaedr.). | poët., pensa fusis, afspinnen, Verg. 2. overdr., per audaces nova dithyrambos verba, voort laten stromen, Hor.; pass...