Wat is de betekenis van Dempig?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Dempig

bn. (-er, -st), (gew. en Zuidn.) dampig, aamborstig (van paarden, ook van mensen).

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

dempig

bn. (zie dampig 2 en in Z.-N. ook in bet. 3).

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

dempig

('dempəch) bn. [~ damp] kortademig : een paard.

2025-07-24
Drentsche spreekwijzen

Dr. J. Bergsma (1906)

dempig

(Borger, Dalen), demperig (Zuidl.), dempe (Vledder), demp (Zuidwolde, Dalen, Halen, Assen) kortademig, van paarden. Het peerd is demp (Dalen). Te R.wold zegt men, als zoo'n paard hoest: hi poft op de baos zien centen, zoo demp as 'n kèèrn (Koekange).

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Dempig

DEMPIG, bn. (-er, -st), (gew.) dampig (van paarden, ook van menschen). DEMPIGHEID, v. (gew.) dampigheid.