Dēmĭnŭo
ŭi, ūtum (3), verminderen, verkleinen, verzwakken, (een deel van iets) wegnemen, copias, Caes., alqd de tempore, Cic., (een bezit enz.) gedeeltelijk vervreemden, de bonis, Cic., praedia, Cic. | overdr., partem aliquam iuris, Cic., aliquid de iure, Cic.; in ’t bijz., capite se deminuere en ca...