Wat is de betekenis van Démancher?

2025-07-24
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Démancher

I. de steel afdoen van; uit het lid brengen, ontwrichten; in de war brengen; II. overgrijpen [op een viool]; III. se démancher, van het hecht geraken; uit het lid gaan; uiteen vallen, mislopen.

Gerelateerde zoekopdrachten