Deficit
(Lat.), o. (-s), tekort, het ontbrekende : er is een deficit in de kas, nadelig saldo; — ook oneig.
Van Dale Uitgevers (1950)
(Lat.), o. (-s), tekort, het ontbrekende : er is een deficit in de kas, nadelig saldo; — ook oneig.
Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)
tekort De opgelopen werkloosheid, het stijgend deficit van de openbare financiën en het tekort op de handelsbalans begonnen alsmaar zwaarder door te wegen en noopten tot krachtdadige maatregelen. (Wilfried Martens, De memoires: luctor et emergo) In het Frans: 'déficit'. Belgisch-Nederlandse Standaardtaal Gangb...
Marc de Coster (2004)
dit Franse woord voor tekort of nadelig saldo doet perfect dienst in allerlei eufemismen. Wanneer bedrijfsleiders spreken over een ‘sociaal deficit’ dan kun je er donder op zeggen dat er ergens mensen ontslagen worden. Een ‘nucleair deficit’ is geheimtaal voor kernafval.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: