Wat is de betekenis van deficit?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Deficit

(Lat.), o. (-s), tekort, het ontbrekende : er is een deficit in de kas, nadelig saldo; — ook oneig.

2025-07-28
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

deficit

(zelfstandig naamwoord) tekort, deficit [Nl.uitspr.], gebrek

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

deficit

deficit - Zelfstandignaamwoord 1. (medisch) gebrek

2025-07-28
Klein hotelvademecum

Peter Joh .M. Zuidweg (2017)

Deficit

Tekort.

2025-07-28
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

deficit

tekort De opgelopen werkloosheid, het stijgend deficit van de openbare financiën en het tekort op de handelsbalans begonnen alsmaar zwaarder door te wegen en noopten tot krachtdadige maatregelen. (Wilfried Martens, De memoires: luctor et emergo) In het Frans: 'déficit'. Belgisch-Nederlandse Standaardtaal Gangb...

2025-07-28
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

deficit

dit Franse woord voor tekort of nadelig saldo doet perfect dienst in allerlei eufemismen. Wanneer bedrijfsleiders spreken over een ‘sociaal deficit’ dan kun je er donder op zeggen dat er ergens mensen ontslagen worden. Een ‘nucleair deficit’ is geheimtaal voor kernafval. 

2025-07-28
Papiaments woordenboek

Papiaments woordenboek

déficit

tekort

2025-07-28
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Deficit

[Lat., 3e persoon tegenw. tijd van deficere] (hand.) tekort, nadelig saldo.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Deficit

o., tekort, het ontbrekende