Dēclāmo
(1), in 't alg., luid en heftig spreken, vooral in ongunstige zin = bulderen, te keer gaan, tenerae amicae (tegen), Ov., in alqm (van de redenaar), Cic. | in 't bijz., (als oefening) luid voordragen, zich in de voordracht oefenen, declameren.