de Haarlemse dokter
(19e eeuw) (euf.) de beul. Vgl. galgenkapelaan*; henker*; meester* Hans; monsieur* de Paris. • Hij heeft van den Haarlemschen dokter de benedictie op het schavot ontvangen. [Dat is: hij heeft zijne straf ontvangen zonder eenige verschooning. Waar de Haarlemsche dokter, nl. de beul van Haarlem, zalig spreekt, heeft men weinig goeds te wachten,...