dan (divers)
I. bw. 1. op dat toekomstig tijdstip: zal de beiaard spelen. ➝ als, Opm. 2. op een of ander der tijdstippen die tegenover elkander worden gesteld: nu eens knorde hij, weder ging hij aan 't rochelen. ➝ nu. 3. daarna, vervolgens: eerst..., volgt er een toespraak; en ... een artiest! 4. ter bijzetting van een biezondere nadruk: hij heeft het er...