Dampf
stoom; damp, wasem; roes; er ist ein Hans Dampf, hij is een domme, ingebeelde gek; Hans Dampf in allen Gassen, bemoeial; das Pferd hat Dampf, het paard is dampig, kortademig; Dampf haben vor einem, in draf zitten, angst hebben voor iemand; mit Dampf loslegen, met stoom, met vaart beginnen.