Crūdus
1. eig., rauw = ongekookt, ongebraden; (van stenen) ongebakken; (van vruchten) rauw, onrijp; nog niet verteerd hebbend, deels = met een volle maag, deels = aan slechte spijsvertering (obstructie) lijdend, vand. bos, een koe, die haar voeder onverteerd kwijtraakt, de diarrhee hebbend, Hor.; (van wonden) nog niet geheeld, (van stoffen) ruw, on...